© Alle illustraties, teksten en andere inhoud teken en schrijf ik zelf: alles is auteursrechtelijk beschermd.

Glibberen

"Nou, we zouden natuurlijk kunnen gaan glibberen..."stelde ze voor. Want Glibberen was de Moeder Aller Spellen. Glibberen was het helemaal. Als je eenmaal geGlibberd had wilde je nooit meer iets anders. Het ergste was dat ik Glibberen zelf verzonnen had...

Ik had het Glibberen genoemd. Het spel dat heel af en toe gespeeld werd als mijn onderbuurmeisje, al dan niet vergezeld van een of twee vriendinnetjes, kwam spelen.

Ik woonde destijds in een kleine zolderkamer van zo'n vier bij drie en een halve meter met een vloer van zwart marmoleum. Onder mij woonde Buurmeisje. Ze woonde niet alleen, ze had een vader, moeder en twee katten. Haar eigen kat heette Doortje maar ze noemde haar Door. De andere, oude kat heette Melle. Ik herinner me Melle nog het beste: een liefje dat terwijl ik de afwas deed of thee zette voor Buurmeisje als een stokstaartje achter mij stond, wachtend op aandacht. Melle had een kopje dat al aardig kaler begon te worden: ze raakte wat versleten. Maar hoopvol stond ze rechtop, haar armpjes voor haar borst. En wachtte op een knuffel, wat water of eten.

Toen ik Buurmeisje leerde kennen had ik nonchalant mijn eigen oranje kat in mijn armen en stond half in de deuropening. Ik had naar haar gekeken en zij naar mij. We keken vanuit onze ooghoeken, natuurlijk. Het mocht niet opvallen. Het duurde nog geen half uur of ze klopte aan.

"Ik heb ook een kat." was het allereerste wat ze tegen me zei. Ze klemde hijgerig een kat vast.
"Is het een poes of een kater?" vroeg ik.
"Een poes."
"Hoe heet ze?" vroeg ik. "Doortje." zei ze.

Door worstelde halfslachtig in de armen van haar armen van haar zevenjarige bezitster.
"Ik breng haar even weg hoor." zei ze en keek me verlegen aan, met vele vonken van belangstelling.

Ze kwam terug.
Daarna kwam Buurmeisje vaak op bezoek. Ik had een kat, zij ook. Ik was alleen, zij ook. Zij had vrij van school, ik had toen geen werk en had dus tijd. Bovendien hoefde er bij mij niet al te veel gelet te worden op Netjes en Orde en had ik tekenspullen, kleispullen, opmaakspullen, bijzondere papiersoorten en andere spannende knutseldingen. En soms nam ze zoals gezegd een vriendinnetje mee.

Die dag had ze R. bij zich, een onderzoekend Lekker Gek mens in wording. Buurmeisje en R. wilden bij mij spelen.
"Wat zullen we gaan doen?" vroeg Buurmeisje en keek om zich heen.
"Zullen we barricade doen?" stelde R. voor.
"He nee…" zei Buurmeisje. Ik kon aan haar ogen zien dat ze actie wilde. Oh jee. Ze keek me schuin aan.
"Ja…?" vroeg ik. Ik wist donders goed welk spel zou worden voorgesteld.

"Nou… We zouden natuurlijk… kunnen gaan Glibberen." zei ze met sterren in haar ogen. Want Glibberen was de Moeder Aller Spellen. Glibberen was het helemaal. Als je eenmaal geGlibberd had wilde je nooit meer iets anders. Het ergste was dat ik Glibberen zelf verzonnen had :)

"Glibberen? Nou…" zei ik, zogenaamd zorgelijk peinzend.
"Jaaaaaaa! Laten we gaan glibberen!" mengde R. zich ook in het gesprek. En sja, dan werd er geGlibberd. Maar wat hield dat nu in, dat Glibberen?

Wel… Ik had ooit bedacht dat, omdat ik van dat zwarte marmoleum had, mijn vloer best tegen water kon. En tegen zeep. Groene zeep… En dat je daar verdomde leuk op kon glijden… Dat was dus Glibberen: een gladde glieberboel vol zeep. Ik had niet vermoed dat het zo'n hit zou worden. Ik had ook niet vermoed wat de gevolgen waren: uren schoonmaken met liters en liters water, overal zeep vinden, overal onder en in. Want waar geGlibberd wordt vallen Glibberspetters.

"Mjah…" zei ik die dag. "Nou ja, vooruit…"
Er werd verrukt gegild.
"Maar…" zei ik… Het gillen stopte afwachtend.
"… Alleen als jullie daarna de vloer schoonmaken."
Het gillen werd hervat, de meiden vonden het alleen maar leuk. De vloer schoonmaken was vast een makkie: het was maar een beperkt aantal vierkante meters (stuk of 11). Hoe moeilijk kon het zijn? Joepie, er zou worden geGlibberd.

"Eerst de badpakken he." zei ik. Want anders werd het een smeerboel. Ze joelden de trap af. Ik hoorde ze vervolgens bij Buurmeisje thuis gillen.
"Mamma!" "Ja, wat is er nou?" vroeg de Mamma, die door haar plafond het gillen al had waargenomen. Mijn god er was weer wat want oh jee, er werd bij Bovenbuur gespeeld…
"We gaan Glibberen!" zei Buurmeisje. "We moeten onze badpakken."
De Mamma had dit al vaker meegemaakt. Maar de eerste keer was verwarrend geweest.
"Glibberen?" had ze verbaasd gevraagd.
"Ja, Glibberen! We gaan Glibberen!" had Buurmeisje geroepen, naast me op en neer springend.
"Wat is dat nou weer?" had De Mamma gevraagd. Wat had Bovenbuur zich nu weer in het hoofd gehaald, ze was de schok van het 'leuk pop ophangen aan touw en heen en weer zwaaien voor het raam' nog niet te boven, dit was NIET mijn idee geweest, helemaal van Buurmeisje, en meer volgt hierover).

"We gaan, nou ja, het is… we gaan schaatsen op de vloer. Met zeep!"
Vol onbegrip had De Mamma haar dochter aangekeken. En mij.
"Weet je het zeker?" had ze me twijfelend gevraagd. Ik had het zeker geweten. Zo ook deze keer. De badpakken gingen aan, de meiden joelden de trap weer op en renden de kamer in. Ik nam de pot met Groene Zeep uit het keukenkastje en liet hem met een spannende blik zien. Er weerklonk verheugend gegiechel. Ik vulde een emmer met water. We smeerden samen de vloer flink in met pure groene zeep. Er paste bijna een volle pot op. Daarna goten we her en der wat water op de vloer. "Je moet ons nog natspuiten." zei Buurmeisje. Dat vergat ik bijna. Ik nam de plantenspuit en vulde hem met water.

"Het water moet wel koud genoeg zijn he, anders werkt het niet." zei Buurmeisje.
Ik knikte begripvol: zeep werkt niet met warm water. Ik zei maar niet dat ik haar extra Engheid dimensie heus doorhad.
Misschien had ik nog wat ijsklontjes in het vriesvakje, opperde ik, dat zou pas echt ECHT werken. Ik opende de ijskast en pakte wat klontjes. Met de plantenspuit spoot ik ze met ijsklontjeswater nat zodat ze niet meteen vast zouden plakken aan de vloer. Luid gegil: het water was klappertandendkoud. Gelukkig was de kamer warm.

"Dat is niet genoeg." zeiden ze. Ze vonden het natuurlijk veel leuker om het zelf te doen. Vooruit.

Kletskliedernat van ijswater lieten ze zich vervolgens zwijmelend in de groene zeep vallen. Het ging in slow motion, het ging tergend langzaam, de zeep trok hen naar zich toe, ze wilden natuurlijk eigenlijk niet maar ze moesten. Van de zeep.
Mijn kat kwam poolshoogte nemen. "Jip!" joelden ze. "Kom eens!" Hij had het al snel bekeken en liet zich niet meer zien. Dan maar naar de buren. Daar woonde Boris, de zwarte kat van Patty en Martijn. En daar was ook altijd Boris' etensbakje.

"Nu ga ik schuim maken, kijk." zei Buurmeisje.
"Ik ook!" riep R.
Op hun rug liggend maakten ze wilde bewegingen zodat er zoveel mogelijk schuim ontstond. Gesterkt door de gedachte dat ik het zelf deze keer niet op zou hoeven ruimen keek ik mild glimlachend naar het drukke gedoe. Ik zat op de sofa en las wat. De boel liep vanzelf, ik hoefde niks te doen.

"Zullen we schaatsen?" vroeg R.
"Oh ja!" zei Buurmeisje en daar gingen ze, de bevroren grachten op, de weilanden in. In hun badpak, denkbeeldige schaatsen onder.
"En dan heb je daar een brug, kijk pas op! We moeten… duiken!" Er werd gegild, de brug was gevaarlijk laag.
"Liggen! Kijk uit!" Het ging nog net goed.

"Het wordt te droog." zei Buurmeisje vanaf de kletsnatte vloer.
"We hebben echt de plantenspuit nodig." vulde R. aan.
"Geef eens!" En de vloer werd nog natter. Het werd een zwembad.
"Kijk eens: ik zwem!" zei Buurmeisje. Ze deed een schoolslagje.
"Oh ja en dan zwem ik je voorbij." zei R fanatiek, een borstcrawl producerend. Er was niet genoeg ruimte voor maar in het hoofd is van alles mogelijk, ze was in gedachten al met haar zevende baantje bezig.

"Hee!" hoorde ik en daar doken hun gezichten op boven de rand van de sofa waar ik lekker zat te lezen.
"We zwemmen." legden ze uit en hop, daar gingen ze, zich professioneel met hun natte voeten afzettend tegen mijn in een schuimberg staande sofa.

Op een gegeven moment was het welletjes. De puf ging er wat uit, er werd steeds meer gegiecheld dan geGlibberd. Tijd om op te ruimen. Om schoon te maken.

"Het is tijd, dames." zei ik, met een ondertoon die ze donders goed begrepen.
"Aaah! Nee!" werd er geprotesteerd. "Ja, toch wel. Kom."
"He nee…" zei Buurmeisje, lusteloos maar nog vol Glibberzin met haar teen in een bergje schuim. "Mogen we niet nog een beetje…?"
"Nee. Het is tijd om… schoon te maken!"

Ik maakte grote ogen en ze waren er meteen voor in. Spannend! Schoonmaken!
Vol goede moed gingen ze aan de slag. Het was echter Veel Schuim. En ze waren negen jaar. Het kostte tijd. Na de vijfde emmer die in de gootsteen werd geleegd (dat deed ik zelf maar) werden ze wat moe. Maar ze bleven fanatiek schoonmaken, al ging het langzamer. Met rode boengezichtjes gebogen over de vloer, de spons tientallen malen uitknijpend, ploeterden ze al een half uur op de vloer.

"Het is wel heel veel hoor…" zei Buurmeisje als intro'tje. Ik ging er niet op in.
"Ja hè?" zei ik stoer.
Ze keken elkaar giechelend aan.
"We doen het wel hoor. Beloofd is beloofd." en ze gingen trouwhartig door.

Ik vroeg me af hoeveel minuten ik ze nog in hun eentje zou laten ploeteren. Onder ons, bij De Mamma, ging de deurbel. Er klonk gestommel.
"Rwegwer gwererwt hala gawermpppr dochter?" mompelboosde een mannenstem.
"Wohwer gwer bur werwe gli wer buur." was het antwoord.

Ik hoorde iemand de trap op komen. De deur van mijn kamer stond zoals gebruikelijk op een kier.
"R…?" hoorde ik een man vragen.
"Ja, ik ben hier pappa!" zei R.

Buurmeisje keek op. Ik zat aan mijn bureau op de schoonmaakploeg neer te kijken en keek om.
"Mag ik erin?" vroeg De Vader Van R.
"Ja hoor." zei ik.

De Vader Van R. keek naar binnen.
Dit is wat hij zag: zijn dochter in badpak, ploeterend met een rood, moe hoofd, de vloer schoonmakend met een spons, haar vriendinnetje even moe en even rood, ook in badpak met spons.
Hij zag een vloer vol schuim, moeie meiden, en mij relaxed aan mijn bureau, kijkend naar de ploeterende meiden.

"Kom je mee naar huis…?" vroeg hij verbaasd.
Er gingen duizenden gedachten door zijn hoofd. En door het mijne. Het ergste moest nog komen. En dat kwam toen zijn dochter hem antwoord gaf, verhit en vermoeid opkijkend met een rood gezicht vol vies piekend haar.
"Dat kan niet pappa. We moeten haar vloer schoonmaken."

Vleeseter by proxy

Hans (uit te spreken als 'Hèns) is vleeseter by proxy. "Ik eet planten die vlees eten."

Hans merkte als kind al dat hij anders was. "Ik wilde heel graag vlees eten. Maar ik durfde het niet aan."

Hans is opgegroeid in een familie die de traditie van het vegetarisme hoog houdt. Er komt geen vlees op tafel, ook geen vis. Maar Hans voelde sinds zijn zesde een enorme drang naar vlees.
"Ik trok het soms gewoon niet." legt hij uit. Op weg naar school was een slager met buiten grillende kippen. Hij ging soms vroeger van huis om, verdekt naast de spitten opgesteld, een moment voor zichzelf te hebben. "Het rook gewoon zo lekker, weet je."

Op een dag brak er iets toen hij met een vriendje de Mc. Donalds in ging. "Al die burgers. Ik ging helemaal los." Met 23 Big Macs, besmuikt in zijn rugzak gestoken ("Laat die sla maar zitten!" had hij nog tegen de bediening geroepen) trok hij zich terug in het park om ze voor het naar huis gaan op te eten. Het kwam uit. De boot was aan.

"Wij waren niet boos op hem. Alleen verdrietig." vertelt Hannie ('Hènnie'), Hans' moeder.
"En ook wel teleurgesteld. In ons, we hadden gefaald." zegt Jan (gewoon 'Jan'), Hans' vader.
Hans beloofde geen vlees meer te eten, maar de drang bleef.

In de loop van de tijd ging Hans zich steeds meer schamen voor zijn driften. Hij schaamde zich op familiefeesten en -partijen voor zijn drang naar vlees. Begerig speurde hij tegen beter weten in de Tupperware schalen af om slechts wortelen en appel te vinden, met wat vegaballetjes of cashewnotenkaas. "Er lag geen drol." legt hij uit.

Toen Hans op een dag in het tuincentrum bij de vleesetende planten stond viel opeens een kwartje.
"Ik wist het: dit is wat ik wil. Dit is wat ik moet doen."
Hij eet sinds die tijd stiekem vleesetende planten. "De meesten zijn niet giftig hoor."

Vorige week is hij hiermee uit de kast gekomen. Zijn ouders zijn nog wat geschokt.
"Het is toch een klap he." zegt Hannie, terwijl Jans kaaklijn ietsje strakker wordt.
"We komen er wel uit." zegt hij.

Transmuraal

Charles is transmuraal. "Ik zit in de ene kamer, maar ik wil eigenlijk in de andere kamer zitten."

"Ik had als kind al geen zitvlees. Zat ik net in de ene kamer, wilde ik weer naar de andere."

Zijn ouders konden hem als kind al niet makkelijk vinden.
"Ik had al een gek gevoel toen ik zwanger was." verteld Laurah, de moeder van Charles. "Dan dacht ik 'he, ik ben toch zwanger?' maar ja, het leek of ik het niet was." Na de geboorte, die voortijdig was, waren ze hem in het ziekenhuis een paar keer kwijt.
"Lag hij in een andere couveuse. Maar er rinkelde geen belletje."

"Een keer zat hij in de kolenkelder." vertelt Xees, de vader van Charles.
"Hij had net nog op zolder gezeten, dit was echt een héél grote transitie." vult Laurah, nog aangedaan aan. "Vooral omdat hij niks bij zich had. Nog geen boterham, geen beker met water. We waren hem een hele dag kwijt, hij bleef maar van kamer wisselen."

Toen hij begon te puberen ging het pas echt fout. Hij bleek op school niet te handhaven, zat net bij biologie als hij opeens de drang voelde om bij scheikunde te gaan zitten.
"Het is als transmuraal niet makkelijk. Je kunt wel denken van goh, iemand wil gewoon in de andere ruimte zitten, dat mag toch best? Maar wat als je daar dan eenmaal zit? Dan is dat ook opeens de kamer waar je in zit en moet je weer wat anders. Ze snappen het gewoon niet."

Als jongvolwassene nam hij het besluit om definitief buiten te blijven.
"Het was niet meer leefbaar. Als transmuraal blijf je bezig."

Charles leeft nu volledig zelfbedruipend op het platteland.
"Kijk, een hekje kan nog net. Daar kan ik overheen kijken. Zo ver ben ik nu wel."
Maar moeilijk blijft het.

Charles heeft geen vriendin. Met dating gaat Charles volgende lente een poging  wagen.
"Het wordt misschien lastig." schat hij in. "Maar" zo sluit hij optimistisch af "Ik kan toch niet de enige zijn die dit heeft?"