© Alle illustraties, teksten en andere inhoud teken en schrijf ik zelf: alles is auteursrechtelijk beschermd.
Hans (uit te spreken als 'Hèns) is vleeseter by proxy. "Ik eet planten die vlees eten."
Hans merkte als kind al dat hij anders was. "Ik wilde heel graag vlees eten. Maar ik durfde het niet aan."
Hans is opgegroeid in een familie die de traditie van het vegetarisme hoog houdt. Er komt geen vlees op tafel, ook geen vis. Maar Hans voelde sinds zijn zesde een enorme drang naar vlees.
"Ik trok het soms gewoon niet." legt hij uit. Op weg naar school was een slager met buiten grillende kippen. Hij ging soms vroeger van huis om, verdekt naast de spitten opgesteld, een moment voor zichzelf te hebben. "Het rook gewoon zo lekker, weet je."
Op een dag brak er iets toen hij met een vriendje de Mc. Donalds in ging. "Al die burgers. Ik ging helemaal los." Met 23 Big Macs, besmuikt in zijn rugzak gestoken ("Laat die sla maar zitten!" had hij nog tegen de bediening geroepen) trok hij zich terug in het park om ze voor het naar huis gaan op te eten. Het kwam uit. De boot was aan.
"Wij waren niet boos op hem. Alleen verdrietig." vertelt Hannie ('Hènnie'), Hans' moeder.
"En ook wel teleurgesteld. In ons, we hadden gefaald."
zegt Jan (gewoon 'Jan'), Hans' vader.
Hans beloofde geen vlees meer te eten, maar de drang bleef.
In de loop van de tijd ging Hans zich steeds meer schamen voor zijn driften. Hij schaamde zich op familiefeesten en -partijen voor zijn drang naar vlees. Begerig speurde hij tegen beter weten in de Tupperware schalen af om slechts wortelen en appel te vinden, met wat vegaballetjes of cashewnotenkaas. "Er lag geen drol." legt hij uit.
Toen Hans op een dag in het tuincentrum bij de vleesetende planten stond viel opeens een kwartje.
"Ik wist het: dit is wat ik wil. Dit is wat ik moet doen."
Hij eet sinds die tijd stiekem vleesetende planten. "De meesten zijn niet giftig hoor."
Vorige week is hij hiermee uit de kast gekomen. Zijn ouders zijn nog wat geschokt.
"Het is toch een klap he." zegt Hannie, terwijl Jans kaaklijn ietsje strakker wordt.
"We komen er wel uit." zegt hij.
Charles is transmuraal. "Ik zit in de ene kamer, maar ik wil eigenlijk in de andere kamer zitten."
"Ik had als kind al geen zitvlees. Zat ik net in de ene kamer, wilde ik weer naar de andere."
Zijn ouders konden hem als kind al niet makkelijk vinden.
"Ik had al een gek gevoel toen ik zwanger was." verteld Laurah, de moeder van Charles. "Dan dacht ik 'he, ik ben toch zwanger?' maar ja, het leek of ik het niet was."
Na de geboorte, die voortijdig was, waren ze hem in het ziekenhuis een paar keer kwijt.
"Lag hij in een andere couveuse. Maar er rinkelde geen belletje."
"Een keer zat hij in de kolenkelder." vertelt Xees, de vader van Charles.
"Hij had net nog op zolder gezeten, dit was echt een héél grote transitie." vult Laurah, nog aangedaan aan. "Vooral omdat hij niks bij zich had. Nog geen boterham, geen beker met water. We waren hem een hele dag kwijt, hij bleef maar van kamer wisselen."
Toen hij begon te puberen ging het pas echt fout. Hij bleek op school niet te handhaven, zat net bij biologie als hij opeens de drang voelde om bij scheikunde te gaan zitten.
"Het is als transmuraal niet makkelijk. Je kunt wel denken van goh, iemand wil gewoon in de andere ruimte zitten, dat mag toch best? Maar wat als je daar dan eenmaal zit? Dan is dat ook opeens de kamer waar je in zit en moet je weer wat anders. Ze snappen het gewoon niet."
Als jongvolwassene nam hij het besluit om definitief buiten te blijven.
"Het was niet meer leefbaar. Als transmuraal blijf je bezig."
Charles leeft nu volledig zelfbedruipend op het platteland.
"Kijk, een hekje kan nog net. Daar kan ik overheen kijken. Zo ver ben ik nu wel."
Maar moeilijk blijft het.
Charles heeft geen vriendin. Met dating gaat Charles volgende lente een poging wagen.
"Het wordt misschien lastig." schat hij in. "Maar" zo sluit hij optimistisch af "Ik kan toch niet de enige zijn die dit heeft?"